donderdag 23 april 2009

Hoezo, kou gepakt.

De laatste tijd hoor je dat weer steeds vaker: 'ik heb een kou gepakt', wordt er dan gezegd. Na die mededeling volgt er dan een hele deprimerende optocht van ongemakken; een fustobde deus, tranende ogen, rooie kop, hoofdpijn, zware hoest, spierpijn, algehele zwakte, en ga zo maar door.

Net alsof er maar één soort kou bestaat, en die altijd ontzettend vervelend is. Niet dus. Kou is er in soorten en smaken, soms gezellig, leuk, spannend en soms inderdaad gewoon vervelend. Om eens wat op te noemen: er is waterkou en er is sneeuwkou, koelkastkou en de kou van onverschilligheid, er is elfstedentochtkou en schilderijenkou.

De eerste hiervan, de waterkou, is echt een treurig soort kou. Als je er last van hebt zit het tot diep in je botten en je kunt proberen wat je wil; je krijgt het niet warm. Een stukje hardlopen helpt dan echt niet. Het is de kou van natte straten in de winter, half opgedroogd en een gure wind erbij. Het is ook de kou van een natte mist als je 's avonds laat nog de hond moet uitlaten terwijl binnen de openhaard brandt..

Heel anders is de kou van sneeuw. Sneeuwkou is een leuke kou, die je kunt horen en zien. Alle geluiden worden gedempt door de sneeuwdeken, en de wereld wordt teruggebracht tot vereenvoudigde vormen. Sneeuwkou is ook een zachte kou, en als je loopt op die witte sneeuw hoor je het wollige krakende geluid als van een pakje aardappelmeel dat samengeknepen wordt. In sneeuwkou spelen kinderen buiten en plaag je andere mensen met sneeuwballen, die waterkou veroorzaken als je ze te lang vasthoudt. Ook als je te lang op dezelfde plek blijft staan krijg je last van waterkou, wel in beweging blijven dus, maar dan is het ook gezellige kou.

Wat ook gezellig is, maar op een andere manier, is koelkastkou. Dat is de kou van een koel biertje op een zomermiddag onder een parasol. Door het vocht in de lucht komt er condens op het blikje en wordt het frisse daardoor nog benadrukt. Omdat er een heleboel lekkers uit de koelkast kan komen is het vooral ook lekkere kou. Wat vind je bijvoorbeeld van koude stukken pure harde chocolade, die je langzaam in je mond laat opwarmen en smelten. Soms kan koelkastkou ook een beetje vervelend zijn; als je namelijk de roomboter direct uit de koelkast op je verse broodje wil smeren, dat wordt niks dus.

Een kou van heel andere orde is de elfstedentochtkou. Dat is de kou die hoort bij avontuur, bij de spanning van erbij te zijn, bij het gevoel deel uit te maken van een uniek evenement. Strakke droge kou is het die ook hoort bij afzien. Tranen worden door de ijzige wind weggeblazen uit je ooghoeken en vormen schrijnende spoortjes naast je ogen.

Zwaai links, zwaai rechts,

en dat met voortdurend het geluid van het krassende ijzer over het ijs,

Zwaai links, zwaai rechts,

haal op, je neus.

In de verte een stem over luidsprekers, aankondigingen,

zwaai links, zwaai rechts.

's Morgens laat licht, 's avonds vroeg donker,

Snijdende wind die in je oren de bulderbaan speelt, langs het kiertje tussen muts en kraag,

Zwaai links, zwaai rechts.

Een trance brengend ritme wat naar éénpuntigheid voert. De kou van de elfstedentocht, die vervoering inkapselt in het wijdse landschap.

Dat soort kou dus.

Schilderijenkou is weer van een andere orde. Dit soort kou hoort bij plaatjes zoals beroemde schilders die maken. Een verstild half bevroren ven bij een bos. Dikke sneeuw ligt over de bomen en struiken, en is als een omgeslagen zoom gedrapeerd langs de half ontdooide randen van het ijsoppervlak. De rijp aan de takjes maakt dat ze een zilverig wit kanten patroon tegen de strak blauwe lucht vormen en als je ertegen stoot dan dwarrelen de ijskristallen begeleid door tere harp muziek naar beneden.

Dit zou je dus ook romantische kou kunnen noemen.

Tenslotte heb ik ook nog de kou van onverschilligheid genoemd. Dat is ook heel vervelende kou.Een onverschillig persoon straalt helemaal geen warmte, geen vriendelijkheid uit, en wil je liever vermijden. Het moet dus een beetje zoals waterkou zijn, want dat is de meest vervelende kou die ik ken. Misschien interesseert het u niet zoveel, wat ik hier geschreven heb over kou, en dan demonstreert u dus een beetje,... juist, de kou van onverschilligheid dus.



Hooikoorts

Door m'n tranen heen knipoog ik tegen de zon. Geplaagd door hoofdpijn en kriebelhoest die me uit mijn slaap houdt. En als die kriebelhoest er niet is, dan is er wel een verstopte snotneus waardoor ik ook niet slaap. Een rooie kop en opgezette oogleden, zo zie ik eruit in deze voorjaarsperiode. Mensen vragen met medelijden aan me: 'Goh, ben je een beetje verkouden?', en met een festobde-deus-stem antwoord ik dat dat wel meevalt. Ik heb alleen maar hooikoorts.

Vervolgens krijg je dan allerlei goedbedoelde adviezen: spoelen met zout water, met je hoofd boven een pan heet water met eucalyptusolie, extra vitamine C nemen en meer van die aanbevelingen die op z'n plaats zijn bij een echte verkoudheid.

Hou toch op allemaal, ik ben niet gewoon verkouden, dus die huismiddeltjes werken niet. Ik heb gewoon last van datgene waar jullie allemaal zo van genieten: van de lente, van het ontluikende jonge groen. Het gedoe van de bloemetjes en de bijtjes, weet je wel. Het feest van de lente, het feest van de plantaardige voortplanting, het feest van de stampers en het stuifmeel. Mijn lijf krijgt die met pollen bezwangerde luchtjes binnen en ziet dat als vreemde indringers waar het zich met ontstekingsreacties tegen moet verdedigen.

Waar heb ik dat aan verdiend. Ik, die nooit een vlieg kwaad deed, die altijd vegetarisch at, die z'n verontschuldigingen aanbood aan de muggen die niet binnen mochten door de hordeur, die spinnen in huis, voorzichtig in een potje ving en dan buiten zette.

Moet ik mijn strategie maar eens wijzigen misschien en een beetje aggressiever optreden naar die natuur waar ik zo door gepest word.

Gewoon weer beesten opeten, spinnen platslaan en het schijt hebben aan de muggen. Zou dat ervoor kunnen zorgen dat de natuur wat meer ontzag voor me krijgt en me met rust laat, misschien dat ik dan wel verlost word van die hooikoorts.

woensdag 8 april 2009

Een wandeling in Schotland

Nat
Het regent, vervelend maar als je in Schotland gaat lopen in je vakantie, dan kun je maar beter daar rekening mee houden. De hele lucht is grijs, het ziet er niet naar uit dat het vandaag nog ophoudt met regenen. Voorlopig miezert het, nog geen harde regen dus.
Met een goede regenjas, stevige bergschoenen en een rugzak die je spullen drooghoudt is het niet zo erg en best te doen op deze middag.
We houden de rivier rechts van ons, dat had trouwens niet anders gekund want er is geen mogelijkheid om over te steken.. Een woest gebied, net zoals zoveel plekken in Schotland, en juist daarom bekoort het. De man die we aan het begin van de tocht tegenkwamen had het ook gezegd; blijf links van de rivier, we gaan de goede kant op.
Hier en daar moeten we moeite doen om de vele zijtakken van de rivier over te steken. Soms wat verder van de hoofdstroom af, omdat dan de zijriviertjes die zich bij de hoofdstroom gaan voegen, wat smaller, en dus gemakkelijker over te steken zijn. Meestal is een grote stap voldoende, maar vaak moet je zoeken naar een plaats waar wat grote stenen liggen.
En intussen regent het gestaag door.
Langzaam beginnen we ons af te vragen waarom we onze vrienden, die de tocht in omgekeerde richting maken nog niet ontmoet hebben. Dat is het leuke van een tocht met vrienden; je loopt in tegengestelde richting en ruilt onderweg de autosleutels. Ieder rijdt daarna dus in de auto van het andere stel naar het uiteindelijke ontmoetingspunt, een Schotse pub natuurlijk. Als je het niet op deze manier doet, moet je een rondloper zien te bedenken, of hetzelfde stuk weer terug naar je auto lopen.
En de regen dreinst maar door, alles is grijs en soppig.
In de verte, aan het einde van dit dal, gaat het wat omhoog, en dus weg uit dit moeras. Een pad is in de verte nog niet te onderscheiden, maar dat is normaal. Je ziet het wel als je er bent, en hier, waar we nu lopen, is ook eigenlijk nauwelijks een pad.
Maar waarom zien we onze vrienden nog niet komen. Veel tijd om daarover na te denken hebben we niet. Je moet er voortdurend je aandacht bij houden waar je loopt. Grote kuilen, kleine modderpoeltjes, hei en struikjes, en alles kletsnat. Het lopen wordt langzamerhand strompelen, en dan begint het wat omhoog te gaan,… maar een echt pad is nog steeds niet te zien. En ook onze vrienden niet, gek want voor ons gevoel zijn we nu toch wel halverwege, na dit anderhalf uur ploeteren. Maar we gaan nu de heuvel op, dus daarboven zullen we wel wat meer kunnen zien.
En de regen krijgt er zin in, en valt wat enthousiaster naar beneden.
Heuvel op, eigenlijk zonder een pad, of tenminste niet door ons nu te onderscheiden, nou ja,.. geen aandacht aan besteden, gewoon doorgaan, veel losse stenen, gruis eigenlijk. Hier en daar een stuk rots, een struik die zich er met moeite aan vastklampt. We hijgen als oude stoommachines, de regen loopt over m’n neus, vormt druppels en lekt in mijn kraag, loopt over mijn bril. Goed opletten, soms glij je terug over de losse stenen, voorzichtig.
Waar blijven onze vrienden nou…
De heuvel is hoger dan we dachten, het wordt steeds steiler. Ik begin langzaam het gevoel te krijgen dat hier helemaal geen pad loopt, dit klopt gewoon niet meer. Geen enkele aanduiding, geen cairn, niets. Alleen een te steile helling en veel losse stenen, en voortdurend die regen.
We besluiten even te stoppen, zoeken een grotere afgeplatte rots, en gaan even zitten. Dan heb je ook beter de gelegenheid om eens om je heen te kijken. We kijken terug in de richting vanwaar we gekomen zijn, en kunnen misschien de auto nog zien staan, als we de verrekijker er eens bijpakken…
… en dan zien we het. De auto als een piepklein donkergrijs vlekje in de lichtgrijze nattigheid, en drie kleine stipjes die eromheen drentelen, onze vrienden die zich waarschijnlijk ook afvragen waarom ze ons niet ontmoet hebben. Zij realiseren zich nu dat ze nog niet klaar zijn met deze wandeltocht, want ze hebben onze sleutels niet. We zien dat ze staan te wachten,… en wij kijken toe. Geen enkele mogelijkheid om ze te waarschuwen, niet in dit grijze regenweer, en niet over deze afstand. Nu weten we het dus, we zijn verkeerd gelopen, we hadden niet letterlijk moeten proberen om naast de rivier te blijven, we hadden waarschijnlijk veel eerder naar links af moeten buigen. We blijven even zitten uitblazen, telkens door de verrekijker even turen, zodat we zien dat ze een lift krijgen.
De regen viert de overwinning en gaat stevig door.
We moeten terug. Het eerste stuk gaat nog, voorzichtig over de helling weer naar beneden, maar daarna wordt het snel slechter. Zojuist liepen we anderhalf uur, we zullen nu minstens zoveel nodig hebben. Het wordt moeilijk. Doordat je vermoeid bent let je minder goed op. Een misstap, een modderpoel die veel dieper is dan je dacht, het schiet niet meer op.
En de regen heeft de smaak te pakken… de capuchon is ook al doorweekt, dat ding heeft ook geen zin meer. De zijriviertjes die we zojuist nog gemakkelijk konden oversteken zijn door de aanhoudende regen flink gezwollen. We moeten telkens veel verder van de hoofdstroom af om een plek te vinden waar we ze kunnen oversteken. Zo wordt de afstand ook nog eens veel groter. Intussen is er op veel plaatsen nauwelijks verschil tussen droge vaste grond en rivier, het begint echt op een zompig moeras te lijken. Langzaam gaat het tot ons doordringen dat hier een echte noodtoestand aan het ontstaan is. We moeten zorgen dat we stevig doorgaan en uit dit gebied zijn voordat het donker geworden is. Dan zie je hier geen hand voor ogen. Geen dorpjes in zicht afstand, geen lantaarns langs de wegen, helemaal niets om je op te orienteren, en het begint nu toch wel wat later te worden.
We zwoegen voort. Waar doe je het eigenlijk voor, dit afzien. Om later thuis, aan je collega´s te kunnen vertellen hoe je daar in de gietende regen door de modder geploeterd hebt? Of omdat de ´wee dram´ zo goed smaakt, later in de pub, en je dan het gevoel hebt dat je het echt weer verdiend hebt? Geen idee, interesseert me nu totaal niet. De pub ook niet, voorlopig willen we alleen hieruit. Als we maar weer bij de auto zijn, dat is al genoeg,.. als... en dat begint er wat beklemmend uit te zien, want nu dringt het tot ons door dat deze omtrekkende beweging geen oplossing meer biedt. Hoe we ook zoeken, heen en weer twijfelen en mogelijkheden om deze tak over te steken inschatten, we moeten tot de conclusie komen dat we hier niet meer over kunnen. Dit is te breed geworden, er is geen alternatief meer..
Hoewel, er is wel een alternatief, maar dat stel je zolang mogelijk uit; er dwars doorheen.
Na nog even twijfelen, moed verzamelen en dan met een forse zwaai m’n rugzak eerst over de rivier geslingerd. Ik laat niet graag mijn kostbaarheden in de steek, dus nu moet ik er wel achteraan. De rivier stroomt snel, niet treuzelen en erin. Tot m’n middel, en de stroming trekt. Ik loop snel, ongelijke bodem, grote keien, en grijp aan de overkant de heistruikjes en klauter er weer snel uit. Dan aanwijzingen en aansporingen aan mijn vrouw, die er achteraan komt. Ze verliest gelukkig haar evenwicht niet, en ik graai, en help haar ook op de kant. Even later soppen we weer verder, maar met een ander gevoel. Je bent nu doorweekt, het water staat in je bergschoenen, je hebt alles al gehad, erger kan niet meer, dus ga je nergens meer voor opzij en je stampt dwars door de modderpoelen, plassen en natte struiken. Gelukkig blijkt al snel dat we het ergste gehad hebben. Het gaat weer iets omhoog, naar de weg toe.
De regen gaat er nog even stevig tegenaan en wil nog revanche blijkbaar. Volkomen doorweekt komen we soppend bij de auto, blij dat het niet echt op een ramp is uitgelopen, maar verder weinig vreugde. We wringen de natte troep uit en gieten het water uit onze bergschoenen. Dan rijden we naar het afgesproken punt. Onze vrienden zijn er al en de drankjes bij het houtvuur verwarmen goed.
Buiten plenst het nu.

zondag 5 april 2009

Ze wonen er nog ...





Lichtvoetig,
Sierlijk springend als op kussens van lucht,
zonder enig geluid.
Dansend kruisen ze mijn pad, 20 meter voor me, 
de reeën in het bos.
Een nauwelijks zichtbare beweging in mijn ooghoek,
richt mijn aandacht en daarna zijn ze weer weg.
Geen tijd voor een foto, wel foto's van het bos.
Een bos wat zo sterk 'gedund' is door 'Staatsbos(wan)beheer'.
Maar de reeën zijn er gelukkig nog steeds.